How Technology influences Art - a research group on intermediality at the Maastricht Academy of Performative Arts - Zuyd
Technology Driven Art
ZUYD Hogeschool
  • © 2025 Peter Missotten 0

Technology Driven Art

Het onderzoek achter de minor techNOart.


Voorgeschiedenis: Intermedialiteit.

De minor 'techNOart' is een volgende stap in een onderzoek naar de implementatie van intermedialiteit in het kunstonderwijs.
Het lectoraat Technology Driven Art is gegroeid uit de intermediale aanpak van het onderwijs binnen de Toneelacademie Maastricht - met name binnen de performance opleiding.

De studenten in de opleiding Performance werden vanaf 2002 'besmet' met onderricht in nieuwe technologische toepassingen: het gebruik van videoprojecties (wat toen behoorlijk hip en nieuw was), interactieve software (in die tijd vooral Troikatronix Isadora), sample technieken … en dat vaak op ongewone speelplekken buiten het theater.

Centraal stond de pedagogische methode van het 'learning by doing'. Studenten gingen meteen - nauwelijks voorbereid - met technologie aan de slag om een echte publieksvoorstelling te maken. De technologische ondersteuning was minimaal: al doende werden nieuwe narratieve strategieën ontwikkeld, vaak om technische problemen te omzeilen of juist uit te buiten. Hands-on werden nieuwe technologische toepassingen ontdekt, met in de slipstream nieuwe narratieve strategieën die het gevolg waren van de clash tussen de onervarenheid en de nieuwe technologie.

Bepalend was de tijdsdruk - zo typisch aan de podiumkunst: binnen een tijdsbestek van twee maanden moest 'de Produktie' klaar zijn en stond er publiek voor de deur. Die tijdsdruk en de confrontatie met nieuwe media zorgde voor een intuïtieve versnelling. Er was geen tijd om alles 'goed' en 'welovermacht' te doen: eerst snel zien of het werkt. Die methodologie werd later gevat in de slagzin 'Thinking with your hands'.

Binnen het lectoraat TDA werd die methodologie verder uitgewerkt in internationale samenwerkingsverbanden tussen de Toneelacademie en partners uit het
PLETA.eu netwerk. Dat leidde tot een reeks spraakmakende voorstellingen die technologisch en narratief bizar ambitieus werden. "I'll be gone…" (2010) werd bekroond met de 'IT's Guest award op het toenmalige IT's festival in Amsterdam, en het werd de opstap naar de oprichting van het lectoraat.
Meer info over de internationale projecten rond intermedialiteit in de podiumkunsten vind je hier.
De site van het (ter ziele gegane?) netwerk PLETA.eu vind je hier.

Onderzoek in Smart Design

Sinds 2015 organiseerde het lectoraat TDA workshops rond 'Smart Design' waarin het intermediale gebruik van digitale technologie in (kunst)creaties aangemoedigd en bevraagd werd.
Dat was een instrument om een actieve (en creatieve) samenwerking tussen verschillende kunstopleidingen te organiseren: tussen design, autonome kunst en communicatie - en media design (CMD). Studenten van alle opleidingen werden na de uren gefaciliteerd en begeleid in de creatie van intermediale, technologische kunstcreaties.

Coaching kwam er van de docent onderzoekers Eric Steenman (Design), Hans Lasschuit (iArts), Vincent Sijben (CMD) en Peter Missotten (Toneelacademie&lectoraat). Later kwam daar nog Anke Bos bij voor de Soft Material Design.

In die workshops werden nieuwe vormen van aanpak uitgetest: hoe maak je technologie toegankelijk en behapbaar voor jonge kunststudenten van andere - niet technische - opleidingen. De ervaringen met intermedialiteit binnen de Toneelacademie werd daarbij het uitgangspunt: Thinking with your Hands.

Dat leidde tot opmerkelijke creaties van studenten die geprikkeld raakten door de creatieve en conceptuele mogelijkheden van digitale technologie. E
én van de actief participerende studenten van het eerste uur was Christy Westhovens (2020) https://www.christywesthovens.com

Stilaan ontdekten we dat de vooronderstelde
technische basisvaardigheden en kennis bij studenten veelal ontbrak. De technische knutseltraditie is bij jongeren zwaar onder druk komen te staan: de meeste objecten die hen omringen zijn niet meer 'serviceable'. Zelf solderen aan een kapotte boombox is onmogelijk en zinloos geworden. Een brommertje rijdt nog, of moet naar de garage. Een smartphone is een technologische black box. En ook zelf code schrijven voor een website of app is stilaan een uitstervende hobby geworden. Dat levert de verontrustende paradox op dat in een samenleving die extreem doordrongen is van technologie, de technische kennis en inzicht achteruit gaat. In digitale toepassingen wordt de creator verdrongen door de consumer.

Vanuit die vaststelling heeft het lectoraat een nieuwe reeks introductielessen rond technische basisvaardigheden ontwikkeld: zowel praktisch als theoretisch. Lessen in elektriciteit (met o.a. de wet van Ohm als hoeksteen), draadsculptuurtjes solderen, code voor Arduino schrijven, sensoren laten interaderen met Arduino's, borduren met geleidend garen… De achterliggende gedachte is dat technische kennis en vaardigheid emanciperend werkt ten opzichte van de technologie die ons dagdagelijks omringt. En het is een randvoorwaarde om überhaupt nog creatief met technologie aan de slag te kunnen. Als 'interludia' werden korte kennismakingslessen rond mediakunstenaars georganiseerd.

Die lessenreeks bleken uitzonderlijk goed aan te slaan - zelfs bij collega docenten - en werd uitgewerkt tot introductieweken die telkens lieten kennismaken met
één nieuwe technologie. Het lectoraat organiseerde vanuit de Smart Design kenniskring ook een kennismakingsweek met het lectoraat, aanvankelijk voor de tweedejaars Design studenten, later ook voor studenten Autonome Kunst. Ook daar stond een afwisseling tussen basis knutselvaardigheden en een kennismaking met mediakunst, centraal.

Tegelijkertijd werden die wekelijkse bijeenkomsten aangegrepen om de eigen vakkennis bij de onderzoekers verder uit te breiden door aan eigen projecten te werken. Zo ontstond er een cultuur van samen 'bricoleren' waarbij studenten en docenten mekaar inspireerden en hielpen bij nieuwe projecten.

Het Smart Design project bleek uiterst kwetsbaar voor de Covid-19 perikelen: de werkplaatsen gingen dicht en zoals steeds had 'naschools' onderzoek niet meteen de hoogste prioriteit.
Thinking with your Hands vereist een vrij toegankelijk atelier waar studenten - al dan niet onder begeleiding - vrij kunnen knutselen aan nieuwe (technologische) kunstprojecten. En dat staat steeds onder druk.

Ontwikkeling tot een minor

De ervaringen opgedaan tijdens de SmartDesign workshop en de introductieweken, werd ingezet bij de ontwikkeling van een volwaardige minor. Om de minor aantrekkelijk te maken voor zowel aanstormende kunstenaars, designers als studenten zonder kunstopleiding, werd gekozen voor de ietwat prikkelende titel 'techNOart'.
De minor kombineert de principes van het project onderwijs met de 'Thinking with your Hands' gedachte. De bedoeling is om studenten een intermediale creatiestrategie aan te leren: al knutselend nieuwe creatieve vormen ontdekken in een (technologisch) medium wat hen vreemd is.
Daarom startte de minor (2023-24) met een algemene introductieweek waar in kennis gemaakt werd met de verschillende technologische media, en met een introductie van een paar aansprekende intermediale kunstenaars. Doel was kennis te maken met de verschillende studenten en docenten en een eerste idee te krijgen van hun interesses en vaardigheden.
Vervolgens volgden 5 projectweken die telkens rond 1 vaardigheid (en daaraan gekoppelde docent) draaiden:
* Machines en mechaniek (inclusief 3D printen) - Eric Steenman
* Software aansturing - Vincent Sijben
* Technologisch textiel - Anke Bos
* Arduino's en sensoren - Hans Lasschuit
* Conceptontwikkeling - Peter Missotten
Elke week werd ook een nieuwe mediakunstenaar geïntroduceerd ter inspiratie..
In die laatste week stelden de studenten een werkplan op van waar ze de volgende vier weken bezig mee zouden zijn, en hoe ze naar een eindproject zouden werken.
De laatste week sloot af met een openbaar toegankelijke tentoonstelling van de eindresultaten.

De minor techNOart 2023-24


Het iOS binnen de kunsten Zuyd geen sinecure om voldoende studenten warm te maken voor een minor. Dat geldt voor alle verbredende minoren: enerzijds is er een behoorlijk breed aanbod, anderzijds kiezen een groot deel van de studenten voor een 'minor naar eigen ontwerp' die zowat alles kan omvatten. Bovendien is er bij de studenten de traditie gegroeid om zich pas ver na de uiterste inschrijfdatum aan te melden voor een minor. Dat maakt het heel lang erg onzeker of de minor überhaupt zou kunnen doorgaan. Dat si een structurele probleem voor alle minoren binnen de kunsten, en dat moet in de toekomst zeker ook structureel aangepakt worden.
Uiteindelijk hadden we acht inschrijvingen (op een maximum van 12) vanuit erg diverse opleidingen: design, autonome, karts, ICT, CMD en zelfs iemand uit de opleiding industrieel design in Den Haag.
Die mix leverde een zeer prikkelende dynamiek op : iedereen had iets anders te bieden.
Bij de docenten en studenten werd de blokstructuur en het projectmatige werken als een verademing ervaren: eindelijk kon er - al was het maar voor een week - langdurig gefocust worden op het aanleren van
één vaardigheid. Studenten konden een week lang ondergedompeld worden in één gedachtengang, waardoor ze een iets diepgaander zicht kregen op de aangeleerde vaardigheid en/of technologie.
De minor leverde zeer diverse resultaten op waarbij de studenten zich op heel verschillende technieken toe spitsten. Ondanks de zeer verschillende voorkennis konden alle studenten 'hun ei' kwijt en werken iedereen met een grote gedrevenheid naar een eindresultaat.

PDCA:, here we come : de feedback


Na de minor werd er een anonieme, online bevraging doorgestuurd naar de studenten. Dat leverde zeer bemoedigende resultaten op: waar ze hun eigen opleiding gemiddeld een 6,7/10 toe bedelen, geven ze de minor gemiddeld een 8,7/10. Elke student scoorde de minor minstens 1 punt hoger dan het totaal van de opleiding.
Enkele quotes uit de globale beoordeling:
* Heel positief, goede en leuke begeleiding. Van alle vakken die ik in mijn studie heb gehad, was dit mijn favoriet; goede afsluiting van mijn studie.
* De Minor was een geweldige ervaring. Ik heb dingen geleerd die ik ergens anders nooit had kunnen leren.
* Ik heb de minor heel positief ervaren. De leraren waren kundig en wisten hoe ze me goed konden begeleiden in wat ik wilde maken. Ik heb het erg naar mijn zin gehad:)

Wat vonden de studenten er goed aan?
*
Dat er veel tijd besteed werd aan het leren van de verschillende media kunst, om vervolgens, met een basis aan kennis, vrijgelaten te worden om dit zelf toe te passen. De vrijheid en focus op ontwikkeling was zeer aangenaam.
* Goede afwisseling tussen technieken en onderdelen. We leerden elke week iets nieuws, waardoor het interresant bleef. Docenten en werkplaats medewerkers waren erg behulpzaam en er hing een goede sfeer in de groep. Ik ben elke dag met plezier naar de minor gegaan, helaas vlogen de dagen om en is het nu klaar. Nog 10 weken extra was mooi geweest.
Wat vonden de studenten er minder goed aan?
*
Een groot nadeel in mijn beleving was dat we voor mijn gevoel erg laat met de concept fase zijn begonnen.
* De organisatie van lessen en docenten. Soms was het onduidelijk van welke docent en waar we les hadden.
* De verminderde structuur.


Die feedback leverde bruikbare informatie op om de m minor in 2024-25 verder te verfijnen: het conceptblok vervangt nu de introductieweek. Er wordt gedurende de introductieweken vaker een link gelegd met de concepten in wording. En de benodigde materialen kunnen hierdoor aan het begin van de minor besteld worden i.p.v. halverwege.
Tegelijkertijd toont de enthousiaste beoordeling aan dat er een grote behoefte is aan concrete handvaardigheden die in projectvorm aangeleerd kunnen worden. Een handvaardigheid aanleren in lessen van 2 uur per week werkt veel minder efficient en daarom ook wat ontmoedigend. Die student heeft dan vaak het gevoel elke week terug vanop hetzelfde punt te starten.
Door toe te werken naar een individueel project krijgt de student het gevoel ernstig genomen te worden. De lat ligt hoger omdat er een openbare presentatie op volgt. De intrinsieke motivatie wordt dan de stuwende motor achter de minor, en dat is zowel voor studenten als docenten een verademing.

Zoals een docent het formuleerde: misschien moeten we het hele onderwijs omgooien naar een aaneenschakeling van minoren.